232 21 APRIL 1925. In den aanvang van hun antwoord zeggen Burgemeester en Wethouders, dat de flnancieele moeilijkheden van voor- bijgaanden aard zijn. Die moeilijkheden zijn het gevolg van hei nadeelig saldo van 1923. Reeds bij de bepaling van den vermenigvuldigingsfactor 1924 1925 deden die zich gel den, deze begrooting beheerschen zij en bij die van 1926 zullen zij nawerken. Voorbijgaande moeilijkheden, die 3 jaar noodig hebben om voorbij te gaan? Begint dat niet veel op blijvende moeilijkheden te gelijken? Daar komt nog bij, dat ook andere omstandigheden tot groote voorzichtigheid manen, zooals de wijziging der foren senbelasting, wat voor onze gemeente, die, ben ik goed ingelicht, f 70.000.forensenbelasting ontvangt, een belangrijke factor is en de voorgestelde wijziging der Rijksinkoms'enbelasting, die door de aan die belasting vast gekoppelde schoolgeldheffing de financiën onzer gemeente verzwakken kan. Waar Burgemeester en Wethouders bij de samenstelling hunner begrooting geen bezuinigingsobjecten vonden, hebben verschillende raadsleden in het Centraal Rapport wenken gegeven en vragen gesteld betreffende onderwerpen, waarop huns inziens bezuiniging mogelijk werd geacht. Voor zoover ik na kon gaan hebben Burgemeester en Wethouders zich met geen dier wenken kunnen vereenigen. Het eerst wat besproken werd is de pensioenaftrek en salariskorting van het gemeentepersoneel. Burgemeester en Wethouders hebben het vorige jaar een alternatief voorstel gedaan in die richting. Het eene voorstel salarisaftrek in verhouding tot het kindertal werd met 19-1 stem verworpen. Omtrent het andere voorstel: O1^0/» pensioen aftrek, staakten de stemmen 10-10 en in de volgende ver gadering, toen de heer Elich afwezig en de heer Loomans van zienswijze veranderd was, werd het met 11-8 stemmen verworpen. Toen echter werd het voorstel gedaan in relatief veel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 232