236 21 APRIL 1925. heid van belastingverlaging ingezien, ook het Rijk doet thans stappen in die richting. Een andere kwestie is de gemeenteschuld. Hoe is hier de toestand? Op 31 December 1920 bedroeg de totale schuld der gemeente f 4.930.220.met 3.210.700. ten laste van den Algemeenen Dienst en f 1.719.520.ten laste der bedrijven; op 31 December 1921 4.675.107.— met f 3.027.350.ten laste van den Algemeenen Dienst en f 1.647.820ten laste der bedrijven, op 31 December 1922 f 4.402.160.met f 2.839.600.ten laste van den Alge meenen Dienst en f 1.562.560.ten laste der bedrijven; op 31 December 1923 f 4.142.950.met f 2.659.650 ten laste van den Algemeenen Dienst en f 1.483.300.ten laste der bedrijven. Bij dit laatste overzicht was echter geen rekening gehou den met het feit, dat op 11 December 1923 besloten was f 525.000.te leenen ten laste van de gasfabriek en op 28 December 1923 nog f 750.000.ten laste der verschil lende bedrijven. Bij de begrooting 1924 werd daar natuurlijk wel rekening mede gehouden en werd de totale schuld gesteld op f 5.392.930.met f 2.659.710.ten laste van den Alge meenen Dienst en f 2.733.220.ten laste der bedrijven en thans bedraagt de totale schuld f 5.141.740.— met f2.655.700.— ten laste van den Algemeenen Dienst en f 2.486.040.— ten laste der bedrijven. Dat de schuld op den Algemeenen Dienst vrijwel gelijk is aan die van het vorige jaar, is, als ik goed begrepen heb, een gevolg der overgeboekte f 208.000..van het werkka pitaal der gasfabriek. Van de schulden ten laste der bedrijven spreek ik niet, daarvoor is gekomen vooral de nieuwe gasfabriek en het electriciteitsbedrijf en de uitkomsten dier bedrijven recht vaardigen de daarvoor gedane uitgaven ten volle. Iets an ders is het met de schulden ten laste van den Algemeenen Dienst. Van 31 December 1920 tot nu toe daalden deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 236