21 APRIL 1925.
239
ari 1924 is aangenomen en eerst, nadat de heer Elich zelf
een ontwerp-verordening bij den Raad heeft ingediend, dit
ontwerp in de raadszitting van 24 Februari 1. 1. naar de
Commissie voor de strafverordeningen is verwezen.
Mijnheer de Voorzitter, het is nu ongeveer vijf jaar ge
leden, dat door de R. K. Winkeliersvereeniging de veree-
nigde winkeliers in de branche porcelein en aardewerk en
de Ned. R. K. Bond van Kantoor- en Winkelbedienden,
Afd. Breda, een request aan den Raad werd gezonden,
waarin werd verzocht de winkelsluiting op Zondag wettelijk
te regelen.
Hierbij werd gelijktijdig gevoegd een lijst, waarop circa
300 winkeliers hun handteekening geplaatst hadden als ad-
haesiebetuiging met het verzoek in voormeld request gedaan.
Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders, hierop
uitgebracht in de raadszitting van 15 October 1920 luidde
als volgt:
„Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op adres
sen van de Winkeliersvereenigingen en den R. K. Bond
„van Kantoor- en Winkelbedienden in zake invoering van
„verplichte Zondagssluiting en tot sluiting van winkels op
„bepaalde uren op werkdagen, daarbij in overweging ge-
„vende aan adressanten te berichten, dat het met het oog
„op de aanhangige rijkswet, welke beoogt eene uniforme
„winkelsluiting voor het Rijk, niet wenschelijk is thans op
„het verzoek in te gaan."
Mijnheer de Voorzitter, gaarne stem ik toe, dat vóór vijf
jaar terug deze argumentatie kon worden aangevoerd, al
hebben andere gemeenten, ondanks de aanhangige rijkswet,
toen reeds de verplichte Zondagssluiting ingevoerd.
Nu er echter, Mijnheer de Voorzitter, geen sprake meer
van is, dat in deze regeeringsperiode de Zondagswet nog
in behandeling zal komen en niets positiefs gezegd kan wor
den omtrent de plannen dienaangaande van een eventueele
nieuwe regeering, doet het toch zeer vreemd aan, dat het
College van Burgemeester en Wethouders wederom, evenals