244
21 APRIL 1925.
dat het College zich zoo gemakkelijk van de steunverleening
en de werkverschaffing heeft afgemaakt. Inderdaad zijn na
de stopzetting van de werkverschaffing nog verschillende
verzoeken om steun ingekomen, doch zij zijn afgewezen
geworden, omdat de huidige steunregeling daarop niet van
toepassing was De gezinshoofden, die zonder verdiensten
waren, zijn direct aangewezen voor de werkverruiming bij
de verschillende takken van dienst. De stand van de werk
loosheid is, nadat hier de mededeeling gedaan was, dat een
nieuw ontwerp-steunregeling de commissie van advies reeds
gepasseerd was, van dien aard, dat het College heeft ge
meend, bedoeld ontwerp niet aan den Raad te moeten voor
leggen. Dat de werkloosheid hier sterk is afgenomen, bewijzen
de volgende cijfers. Op 16 April 1923 bedroeg het aantal
ingeschrevenen bij de Arbeidsbeurs 494, in April 1924 345
en op 18 April j. 1. slechts 144. Dit wil nog niet zeggen,
dat het alle werkloozen zijn; onder die 144 ingeschrevenen
bevinden zich vele wachtgelders, zoodat het aantal eigenlijke
werkloozen daardoor beneden 100 daalt. Door de Arbeids
beurs wordt al het mogelijke gedaan om die menschen
onder wie zich ook 5 ontslagen chauffeurs van de R. A. P.
bevinden -onder dak te brengen. Het ontwerp-steunregeling
is niet, zooals de heer Cohen vermoedde, zoek geraakt,
maar Spr. heeft het zelf teruggenomen. Hij geeft er de voor
keur aan, de werkloozen in dienst te nemen voor de werk
verruiming. Het werkloosheidsvraagstuk baart thans geen
zorg; wij kunnen het op den dag van heden gerust ter
zijde stellen.
Voorts heeft de heer Cohen gesproken over de uitkee-
ringen, welke door het Burgerlijk Armbestuur worden ge
daan. Die uitkeeringen zijn inderdaad laag, maar men moet
daarbij niet uit het oog verliezen, dat het Burgerlijk Arm
bestuur slechts een aanvullende taak heeft. De heer Cohen
wenscht reorganisatie van het Burgerlijk Armbestuur, doch
de Raad heeft zulks zelf in handen.
De heeren Appelboom en Speyart van Woerden