21 APRIL 1925. 247 daar met de andere belastingen En, heft Den Haag wellicht geen belastingen, die wij hier niet kennen? Een mededeeling omtrent één enkele belasting geeft geen juist beeld van den stand van het belastingwezen in een gemeenteom dit goed te kunnen beoordeelen moet men het geheele belastingstelsel beschouwen. De heer Speyart van Woerden betreurt het, dat er zoo weinig bezuinigd is; hij noemt ten onrechte slechts een paar posten. Spr. kan nog verschillende belangrijke posten noemen, waarop is bezuinigd, o. a. de straatverlichting, het secretariaat van de huurcommissie en de kleeding der politie. Over het middel „salarisvermindering en pensioenkorting" heeft de heer Moll alreeds het een en ander gezegd. Spr. wil daaraan nog het volgende toevoegen. Den heer Speyart bevreemdt het, dat, terwijl Burgemeester en Wethouders verleden jaar bij de begrooting met voorstellen tot salaris verlaging of verhaal van pensioenpremie zijn gekomen, zij zich ditmaal daarvan hebben onthouden. Dit dunkt Spr. zeer verklaarbaar; de meerderheid van den Raad heeft toen duidelijk te kennen gegeven dergelijke maatregelen niet wen- schelijk te achten. Volgens den heer Speyart was er dit jaar meer aanleiding om met zoodanige voorstellen te komen dan verleden jaar. Spr. kan dit niet beamen. Verleden jaar was de toestand zóó, dat de vermenigvuldigingsfactor ver hoogd moest worden; thans kunnen we den vermenigvuldi gingsfactor op het zelfde cijfer handhaven. Nu Spr. het toch over de belasting heeft, wil hij wel zeggen, dat de berekening van den heer Appelboom hem niet geheel juist voorkomt. De heer Appelboom meent bij den factor 0.9 niet veel speling te zullen hebben. Spr. heeft de bruto belasting-opbrengst aangenomen op f 617.000. Daarbij kan aan navorderingen worden gevoegd f 5.500.—. Te zamen f 622.500. Hiervan af de kwade posten, door Spr. begroot op f 60.000.—, blijft f 562.500Het belas tingjaar 1925/26 zal moeten opbrengen 1 72 maal f 355.000.— en niet l1^ maal f365.000.—, zooalsdeheer Appelboom

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 247