254 21 APRIL 1925. het vrije bedrijf blijven. Nu wordt er wel beweerd, dat er dit jaar minder reden bestaat om tot salarisverlaging over te gaan, omdat de financieele toestand der gemeente beter zou zijn dan het vorig jaar, doch Spr. meent dat juist te moeten betwijfelen. Verleden jaar sproot de moeilijkheid om de begrooting sluitend te maken alleen voort uit de wijziging der begrootingsvoorschriften, maar sindsdien is het batig saldo, waarmede men den dienst 1924 is begonnen, geheel ingeteerd. Spr. blijft dan ook bij zijn meening, dat de flnan cieele toestand ongunstiger is geworden. De heer Pelster betreurt het, dat Spr. niet bij het af- deelingsonderzoek met de zooeven genoemde cijfers is ge komen; Spr. stond toen echter door omstandigheden buiten zijn wil nog onvoorbereid tegenover deze zaak. Hij geeft den heer P e 1 s t e r toe, dat zijn berekening aangaande de speling, die er voor het belastingjaar 1925/1926 bij den factor 0.9 zou bestaan, om een mindere opbrengst der ko hieren onschadelijk te doen zijn, niet geheel juist was en hij neemt nu ook aan, dat er daarvoor wel voldoende speling zal zijn. Dan heeft de heer Pels ter nog gezegd, dat men de inkomstenbelasting te Breda niet moet vergelijken met die in andere steden. Spr. is ook tot die opvatting geneigd, maar toch zou hij weieens willen weten, hoe de stijging van het heffingspercentage is van 1913-1925 in Breda en andere soortgelijke gemeenten. Op die manier zou men elk van die gemeenten met zich zelf kunnen vergelijken. Spr. gelooft dan echter, dat een zoodanige vergelijking niet in het voordeel van Breda zou uitvallen, want Breda is vroeger altijd bekend geweest om zijn lage belastingen. Het hoofddoel van Spr.'s betoog is geweest om er de aandacht op te vestigen, dat de belastingen hier hooger zijn dan te Den Haag, hetgeen van zooveel belang is, omdat Breda en Den Haag ten opzichte van het zich vestigen van gepensionneerden concur- reerende steden zijn. Alleen het aantal opcenten op de personeele belasting is hier minder dan in Den Haaghet bedraagt daar 140 en hier 100. Het aantal opcenten op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 254