262
21 APRIL 1925.
De VOORZITTER merkt op, dat het idee, aan het
verhaal van premie voor weduwenpensioen verbonden, is,
dat de pensionneering zich tot een laag maximum beperkt;
overigens schrijft de wet zelve deze beperking van verhaal voor.
De heer APPELBOOM zegt, dat, als het inderdaad
alleen zijn bedoeling was om door middel van korting op
de salarissen en loonen de begrooting sluitend te maken,
hij een slecht financier zou zijn. Spr. heeft zijn voorstel enkel
en alleen ingediend, omdat er thans een wanverhouding
bestaat tusschen het levenspeil der gemeente-ambtenaren en
de inkomsten van hen, die dat levenspeil moeten helpen in
stand houden.
De heer Schlaghecke heeft zooeven gezegd, dat Spr.
is opgetreden als advocaat van de werkgevers. Spr. komt
daartegen op; hij meent als raadslid verplicht te zijn dit
voorstel te doen, daar de Raad het gemeente-personeel niet
uit eigen zak betaalt, doch beschikt over een andermans
portemonnaie.
De heer Moll heeft als voorbeeld uit het particulier
bedrijf de loonen der typografen aangehaald, doch de heer
Moll zal toch ook wel weten, dat die loonen ver uitsteken
boven die van gewone vakmenschen. Wanneer men b. v.
de loonen van goed geschoolde draaiers in het vrije bedrijf
vergelijkt met die van de werklieden der gemeente-reiniging,
dan acht Spr. zich tegenover de belastingbetalers niet langer
verantwoord voor de tegenwoordige hooge salarissen en
loonen van het gemeente-personeel. Spr. vergelijkt voorts
nog het traktement van den adjunct-directeur van Openbare
Werken met dat van een kapitein bij de genie-troepen en
het salaris van den directeur der Gasfabriek met dat van
een kolonel en zegt, dat als men de verschillende categorieën
van het gemeente-personeel vergelijkt met overeenkomstige
betrekkingen in het vrije bedrijf, men tot de conclusie komt,
dat het gemeente-personeel zeer goed bezoldigd is.