266 21 APRIL 1925. „De Raad van oordeel, dat zoo spoedig mogelijk het „Burgerlijk Armbestuur gereorganiseerd worde in dien zin, „dat het arbeiderselement daarin vertegenwoordigd is, noo- „digt Burgemeester en Wethouders uit zoo spoedig mogelijk „met dergelijke voorstellen te komen." De heer COHEN verklaart, deze motie te heb,ben inge diend, omdat reeds meermalen door verschillende leden hier de wenschelijkheid naar voren is gebracht, om het arbeiders element in het Burgerlijk Armbestuur te doen vertegenwoor digen. Men mist n. 1. in dat bestuur een zekere voortstu wende kracht. Het is Spr. er geenszins om te doen, de tegenwoordige bestuursleden van hun zetels te verjagen, doch het is zijn bedoeling, om het bestuur te reorganiseeren b. v. door daaraan uitbreiding te geven met 2 leden uit de arbeidende klasse. Deze zullen uit den aard van de zaak beter op de hoogte zijn van de nooden en behoeften der ondersteunden. Meer behoeft Spr. er niet van te zeggen; de motie spreekt voor zich zelf. De heer NEVE zegt, dat het Burgerlijk Armbestuur is een wettelijke instelling, welke beoogt te beschermen tegen armoede. Het tegenwoordig bestuur schijnt dit niet te be grijpen, hetgeen blijkt uit het Antwoord van Burgemeester en Wethouders op het Centraal Rapport. Daarin heet het immers; „Wij achten geen termen aanwezig om het subsidie hooger te stellen dan door het Burgerlijk Armbestuur is gevraagd." Het bestuur heeft dus verzuimd subsidieverhoo- ging te vragenhad het zulks wèl gedaan, Burgemeester en Wethouders zouden wellicht een voorstel daartoe hebben ingediend. Spr. zou willen, dat het bestuur meer tactisch optrad. Hij heeft er in de afdeeling op gewezen, dat, indien het subsidie in plaats van f 35.000 op f 50.000 a f 60.000 werd gebracht, de uitkeeringen tot f 1.50 a f 2.per week zouden kunnen worden verhoogd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 266