26 5 FEBRUARI 1925. De heer Heijlaerts vervolgde dan„Als Oud-Bredanaar heeft spreker vele lieden gehoord, die allen voorstanders van de annexatie zijn. Werpt men een blik op den platte grond van Breda, dan blijkt daaruit, dat uitbreiding van grondgebied noodzakelijk is. Breda is omgeven door een gordel van fabrieken. Alle groote industriën zijn gelegen op grondgebied van andere gemeenten. In Tilburg daarentegen, waar de fabrieken in de stad gelegen zijn, heerscht welvaart. Weer een bewijs meent spreker, dat de uitbreiding voordeel zal brengen. Ook de buitengemeenten zijn niet tegen annexatie, hetgeen spreker verzekerd is door twee welgestelde landbouwers uit Teteringen. Deze vonden het zeer natuurlijk, dat het stads gedeelte bij Breda kwam." Mijnheer de Voorzitter, hoe ten volle zijn deze woorden nog van toepassing op dit oogenblik, nagenoeg 22 jaar later. De meening dat grenswijziging om velerlei redenen nood zakelijk is, wordt door mij dan ook ten volle gedeeld. Heb ik geciteerd het in 1904 door den heer Heijlaerts gesprokene, het moge mij thans vergund zijn te memoreeren datgene, wat door mij ten opzichte van deze aangelegenheid werd gezegd in de vergadering der Staten dezer Provincie op den 28 Juli 1921. Blijkens de notulen der zomerzitting 1921 pag. 147 sprak ik als volgt „Ik wil beginnen met een zaak, die inderdaad direct raakt de stad, waar ik mijn woonplaats heb, maar een zaak die tevens zeer zeker mag worden beschouwd als eene van groot en algemeen belang. Er zijn in deze provincie gemeenten, wier toestand op het gebied van grensregeling zoodanig is, dat daarin met bekwamen spoed verandering dient te worden gebracht en de gemeente, die hier in de eerste plaats moet worden genoemd is men vergeve mij deze oratio pro domo mijn vaderstad Breda. De Voorzitter, die in de afgeloopen week met eigen oogen den ten eenenmale onhoudbaren en onmogelijken toestand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 26