270 21 APRIL 1925. De heer NEVE zegt, dat men van de zijde van het Col lege blijk geeft niet te begrijpen, waarom juist het arbeiders element in het Burgerlijk Armbestuur vertegenwoordigd behoort te zijn. Wanneer er thans arbeiders in dat bestuur hadden gezeten, dan zouden Burgemeester en Wethouders niet dat antwoord hebben kunnen geven, hetwelk nu in het Antwoord op het Centraal Rapport voorkomt. Spr. acht het tegen woordig bestuur heel bekwaam, doch van zijn standpunt beschouwd niet geschikt voor zijn taak. De VOORZITTER: De heer Neve denkt met het op nemen van het arbeiderselement in het Burgerlijk Armbestuur te bereiken, dat er hoogere uitkeeringen zullen worden ge daan. Wat zal echter van die opneming het gevolg zijn Dat er zeer waarschijnlijk gezeten arbeiders in dat bestuur komen, die misschien minder met de armoede bekend zijn dan tegenwoordige ervaringrijke leden van het Burgerlijk Armbestuur. Voor het overige heeft Spr. niets tegen een uitbreiding van het Burgerlijk Armbestuur met 2 leden, doch dat behoeven nu juist geen arbeiders te zijn. De heer COHEN vraagt, waarom de Raad dan wèl heeft bepaald, dat in de geneeskundige commissie 2 arbeiders zullen worden opgenomen. Ook daarin zitten toch bekwame lieden. De Raad heeft zulks echter gedaan, omdat arbeiders met de nooden der behoeftigen beter op de hoogte zijn. De VOORZITTER erkent, dat de vakorganisaties in de geneeskundige commissie vertegenwoordigd zullen worden. Het College was daar echter niet voor en ook in den Raad hebben zich vele leden daartegen verklaard. Het is dan ook nog wel de vraag, of de meerderheid van den Raad op dit punt niet heeft gefaald. Er moeten in dergelijke commissiën en besturen zooveel mogelijk verschillende categorieën uit de burgerij vertegenwoordigd zijnhet College heeft dan ook tegen de voorgestelde uitbreiding met 2 leden geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 270