21 APRIL 1925.
271
bezwaar en wil in overweging nemen bij een eventueele
voordracht personen aan te bevelen, die niet behooren tot
de categorieën, welke er thans in vertegenwoordigd zijn.
De heer COHEN meent zijn motie te moeten handhaven.
De heer MOLL betreurt het, dat de heer Cohen zoo
halsstarrig vasthoudt aan zijn motie. De Raad toch heeft de
samenstelling van het Burgerlijk Armbestuur in handen. Spr.
ziet zich nu genoodzaakt tegen de motie van den heer
Cohen te stemmen.
De heer SCHRAUWEN vraagt zich af, waar het arbei
derselement eigenlijk eindigt. Spr. vindt de motie dan ook
zeer vaag gesteld. Hij meent er den heer Cohen op te
moeten wijzen, dat, wanneer men thans ingaat op de toe
zegging door den Voorzitter gedaan, er kans bestaat, dat
men althans iets bereikt.
De heer COHEN trekt, naar aanleiding van de woorden
van de heeren Moll en Schrauwen en de toezegging
van den Voorzitter, zijn motie in. Spr. vraagt echter, of hij
er vast op aan kan, dat er spoedig een voorstel tot uit
breiding van het Burgerlijk Armbestuur bij den Raad zal
worden ingediend.
De VOORZITTER bevestigt zulks.
De begrooting van het Burgerlijk Armbestuur
wordt daarop z. h. s. goedgekeurd.
b. Gasfabriek.
De heer KOOPERBERG heeft met aandacht deze be
grooting bestudeerd en is daarbij tot de conclusie gekomen,
dat het winstcijfer zeer geflatteerd is. Er is b. v, niets uit-