21 APRIL 1925.
275
heeft plaats gehad. Nadien zijn er geen termen geweest om
de zaak opnieuw onder de oogen te zien.
De heer SCHRAUWEN brengt in herinnering, dat het
kwantum indertijd bij wijze van proef op 10 M8. is gesteld.
Nu echter in de practijk is gebleken, dat die hoeveelheid
voor woningen met closets te weinig is, moet het tarief
herzien worden.
De heer BOGMANS merkt op, dat, wanneer des winters
slechts 8 of 9 M3. water verbruikt is, men toch 10 M3.
betalen moet. Des zomers echter is die hoeveelheid voor
een woning met closet te weinig. Het water wordt heusch
niet vermorst.
De heer KORTEWEG: Het zou misschien beter zijn
het kwantum op 40 Ms. per jaar te stellen dan op 10 M3,
per kwartaal.
De VOORZITTER: Dat zou toch eerst moeten worden
nagegaan. Spr. noodigt den heer B o g m a n s uit een voor
stel in te dienen, hetwelk dan in handen van Burgemeester
en Wethouders kan worden gesteld om prae-advies.
De heer BOGMANS: De zaak is in 1922 zoo uitvoerig
behandeld, dat ik het uitbrengen van prae-advies daarover
niet noodig acht.
Den heer COHEN spijt het, dat Burgemeester en Wet
houders altijd ingaan tegen voorstellen, welke niet in hun
lijn liggen. Wat kan er nu toch op tegen zijn om voor
woningen met een closet het kwantum met 2 M3. per
kwartaal te verhoogen. Spr. gelooft niet, dat daarbij een
kostenberekening noodig is.