21 APRIL 1925. 277 monsternemer-politie-agent. Spr. gelooft, dat het Antwoord van Burgemeester en Wethouders op die opmerking niet geheel juist is. Het is Spr. van zeer nabij bekend, dat be doelde agent monsters neemt in den tijd, welke voor politie-dienst is aangewezen. Wanneer zulks inderdaad tot de taak van de politie behoort, dan is het z. i. niet noodig voor dit werk een afzonderlijke vergoeding te geven. De VOORZITTER antwoordt, dat naar oude ervaring voor monsternemers agenten van politie worden genomen. Wanneer deze soms in hun diensttijd monsters nemen, dan is daartegen niet steeds bezwaar te maken. De heer COHENMaar, bedoelde agent doet zulks alleen in den tijd, dat hij in politie-dienst is. De VOORZITTER: Dan zal de zaak bij meer gegevens nader onderzocht moeten worden. De heer COHEN vraagt nog, of den Raad spoedig een aanbeveling voor de benoeming van een directeur zal bereiken. De VOORZITTERBurgemeester en Wethouders zijn daaromtrent met den Minister in onderhandeling. Zonder verdere opmerkingen wordt deze begroo ting goedgekeurd. g. Vleeschkeuringsdienst. De heer COHEN merkt op, dat de twee bij deze be grooting aangevraagde motorrijwielen allang in gebruik zijn. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks heel goed het geval kan zijn, immers, de dienst moet gaande worden ge houden. De salarissen van het personeel worden toch ook uitbetaald, al is de begrooting nog niet goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 277