282 21 APRIL 1925. volstaan en kan zelfs een derde achterwege blijven; Spr. bur verklaart voorts in te stemmen met de houding van den heer den Appelboom, die meende met het oog op de grenswijziging aan geen aandrang te moeten oefenen op vermindering van het lich politie-corps. tha: De heer COHEN merkt op, dat in de begrooting sprake I is van 1 inspecteur, terwijl het feitelijk de bedoeling is om het con politie-corps uit te breiden met 1 inspecteur en 1 adjunct- we] inspecteur. I De VOORZITTER: Er is geen sprake van uitbreiding, cor doch van vervulling van vacatures overeenkomstig 's Raads verordening. I wa De heer COHENAls men zoo redeneert, dan zou men coi het aantal agenten ook weer op 70 moeten brengen. Het ho< spreekt vanzelf, dat men vroeger bij een aantal van 70 fur agenten 4 adjunct-inspecteurs noodig had, maar nu zijn er hel maar 60 agenten. Reeds een jaar lang heeft een hoofdagent den contröle-dienst waargenomen over een ploeg agenten, zonder dat zulks aanleiding heeft gegeven tot klachten. Spr. me heeft zich daarvan persoonlijk op de hoogte gesteld op het ins bureau van politie, waar hij bij de adjunct-inspecteurs in lichtingen daaromtrent heeft ingewonnen. of De VOORZITTER: Het is niet bevorderlijk aan Uw vri prestige als raadslid, dat U, buiten Burgemeester en Com- w< missaris om, U tot de aan dezen ondergeschikte rangen wendt. De heer COHENHet staat aan mij zelf om dat te beoordeelen. Spr. zegt van oordeel te zijn, dat een 4de adjunct-inspecteur niet noodig is; men zou dan een zelfde aantal controleurs krijgen als bij een corps van 70 agenten. Voorts dringt Spr. aan op het maken van een overkapte rijwiel-bergplaats op het Stadserf; de gang van het politis-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 282