296
23 APRIL 1925.
HOOFDSTUK VIII. ONDERWIJS, KUNSTEN
EN WETENSCHAPPEN.
De heer HORNIX brengt in herinnering, dat verleden
jaar op Spr.'s initiatief een bedrag van f 3000 op de be
grooting is gebracht voor het geven van onderwijs in licha
melijke oefening. Daarvan is echter geen cent besteed. Spr.
betreurt dat zeer. Breda blijft op dat gebied de meest ach
terlijke gemeente van ons land. De Voorzitter heeft dezer
dagen het aandringen op het geven van gymnastiek-onderwijs
een rem voor de bezuiniging genoemd; Spr. zou evenwel
de houding, welke Burgemeester en Wethouders daartegenover
aannemen, willen noemen een rem voor de lichamelijke ont
wikkeling der Bredasche jeugd. De moeilijkheid, dat men
maar over één gymnastieklokaal heeft te beschikken, is niet
onoverkomelijk. Naar Spr. uit informaties is gebleken, zou
het zeer wel doenlijk zijn om voor f 3000 een leeraar te
krijgen, die 30 uren per week les geeft, zoodat dan elke
klasse 1 uur per week gymnastiekles zou kunnen ontvangen.
Dit is wel niet veel, maar thans ligt het lokaal renteloos.
Spr. wil den moed niet opgeven en het instellen van een
commissie tot onderzoek van deze aangelegenheid ten zeerste
aanbevelen.
De heer CERUTTI sluit zich aan bij het betoog van
den heer Hornix, voor zoover het de wenschelijkheid van
het geven van onderwijs in lichamelijke oefening betreft,
maar met het voorstel tot het instellen van een commissie
ad hoe kan Spr. zich niet vereenigen. Zulks lijkt hem ver
keerd; hij vreest, dat de zaak daardoor op de lange baan
zal worden geschoven. Spr. vindt, dat men de oplossing van
dit probleem aan Burgemeester en Wethouders moet overlaten.
De VOORZITTER zegt, dat het vraagstuk der lichamelijke
oefening in dezen tijd moeilijk tot oplossing is te brengen.
De bewering, dat het gymnastieklokaal aan de Keizerstraat