298 23 APRIL 1925. Ten slotte verklaart Spr., dat Burgemeester en Wethouders het denkbeeld, tot instelling eener commissie ad hoe, wenschen te verwezenlijken. Spr. denkt zich de samenstelling dier commissie als volgt: een of meer raadsleden, twee hoofden van scholen, een gymnastiekleeraar en een lid van het Dagelijksch Bestuur als voorzitter. Hij gelooft niet, dat het noodig zal zijn gelden hiervoor uit te trekken. De heer HORNIX zegt, dat het integendeel wèl zijn bedoeling is, dat op de scholen vrije en orde-oefeningen worden gehouden. De bestrijding van Spr's betoog door den Voorzitter, was voornamelijk gebaseerd op de omstan digheid, dat de gemeente slechts over één gymnastieklokaal te beschikken heeft, maar Spr. heeft vroeger al eens mede gedeeld, dat er in de stad verschillende particuliere lokalen zijn, waarover de gemeente zonder veel kosten de beschikking zou kunnen verkrijgen. Spr. is dankbaar voor het overnemen van zijn denkbeeld in zake het instellen eener commissie ad hoehij hoopt, dat daaruit goede resultaten zullen voortvloeien. De heer NEVE wijst er op, dat er thans in het Wilhel- minapark een uitgestrekt terrein is om het voetbalspel te beoefenen. Evenwel zullen daarop hoogstwaarschijnlijk weldra woningen worden gebouwd en dan zal de Bredasche jeugd dit sportterrein verliezen. Waar moet zij dan voetballen? Zij kan en mag dit toch niet in de straten doen. Spr. zou daarom willen vragen, of Burgemeester en Wethouders al eens hebben overwogen, welk terrein daarvoor kan worden aangewezen. Voorts acht Spr. in Breda nog een drie- a viertal flinke kinderspeelplaatsen noodig. De VOORZITTER kan de bedoelingen van den heer Neve, om velden beschikbaar te stellen voor de spelen der Bredasche jeugd, ten zeerste toejuichen, maar Spr. behoeft in dit verband slechts te verwijzen naar het grenswijzigings debat. Men heeft hier in Breda zelfs al groote moeilijkheden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 298