23 APRIL 1925.
305
De VOORZITTER ontkent zulks.
De heer VAN WERKHOOVEN vraagt, of er van rijks-
of van gemeentewege hier ter stede geen dergelijk onderwijs
wordt verstrekt of dat het onderwijs aan die inrichting ge
geven een zoodanig cachet draagt, dat het in een behoefte
voorziet.
De VOORZITTER antwoordt, dat een instituut met
gelijke leerwijze als het O. L. V. Lyceum hier ter stede
niet bestaat. Het einddiploma opent den toegang tot de
hooge school. Dit nu kan ook langs anderen weg, b. v. via
het Gymnasium, bereikt worden. Het Lyceum geniet wel
steun van het Rijkhet instituut is ook voor Breda van
belang door het groote aantal leerlingen, dat daaraan is
verbonden.
De heer CERUTTI zegt, dat, als de gemeente het Lyceum
geldelijk steunt, zij een concurrent steuntimmers het Gym
nasium is een gemeentelijke inrichting.
De VOORZITTER acht het daartegenover van belang,
dat een zoodanig instituut als het Lyceum de gemeente ver
rijkt, zoowel doordat de gemeente voor velen aan aantrek
kelijkheid wint als door de verhooging van ontwikkeling,
die van elk instituut van dien aard uitgaat.
De heer APPELBOOM vreest, dat het Lyceum een
groote concurrent zal blijken te zijn voor het Gymnasium,
zoodat men misschien te weinig leerlingen aan laatstgenoemde
inrichting zal overhouden. Het groote bezwaar is echter,
dat het Gymnasium, hetwelk een wettelijke instelling is, niet,
zooals een openbare school, bij gebrek aan voldoende deel
name kan worden opgeheven. Hoe grooter subsidie, hoe
meer nadeel voor het Gymnasium. Bovendien wordt aan
het Gymnasium toch ook godsdienstonderwijs gegeven.