23 APRIL 1925. 331 „Daarentegen zijn de baten naar onze meening te hoog „berekend. „Stelt men het aantal douches op 2000 a 15 ct., 4000 a „5 ct. en 1000 kuipbaden a 30 ct., dan komt men slechts „tot eene opbrengst van f800. zoodat het tekort zou „bedragen f3317. „De gemeente zou dus op iedere douche of bad gemiddeld „ruim 47 cent toeleggen. „Men meende, dat een tekort op de exploitatie alleen „te verdedigen is voor on- en minvermogenden, doch dat „degenen, die van de badinrichting gebruik maken en niet „onder genoemde categorieën kunnen gerangschikt worden, „minstens zooveel per douche of bad zouden moeten betalen, „dat zij de exploitatiekosten dekken. „Behalve de hier genoemde financieële bezwaren, achtte „men ook de plaats voor het te maken badhuis ongeschikt „en was men van meening, dat hierdoor de oprichting van „een goed en comfortabel badhuis zou worden tegengehouden. „De inrichting zelve lokt niet uit tot bezoek, ook al door „de combinatie met de inrichting voor de werklieden der „Gasfabriek. De toegang kan niet van het fabrieksterrein „worden afgesloten; zelfs de trap zal niet alleen voor het „badhuis kunnen dienen, doch moet ook gebruikt worden „door de werklieden, die naar de wasch-, kleed- en schaft lokalen gaan. Closet en urinoir zijn niet alleen voor de „gebruikers der badgelegenheid, maar tevens voor de werk lieden der Gasfabriek bestemd. „De ijzeren trap is bovendien zeer ongeschikt als opgang „naar het badhuis. „Waar de Gasfabriek verder aan een uithoek van de stad „gelegen is, moet de afstand voor velen, die van de badge legenheid gebruik willen maken, een bezwaar opleveren. „Ofschoon de arbeidsinspectie het overblijvende gedeelte „nog juist voldoende acht voor schaftlokaal van de werk lieden der Gasfabriek, is het niet onmogelijk, dat bij toe neming van het aantal werklieden die ruimte te klein wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 331