23 APRIL 1925. 353 en niet op de gronden door den heer Korteweg genoemd voor diens voorstel stemmen. De heer SCHRAUWEN merkt op, dat de voorwaarde, zooeven door den heer Pels ter genoemd, niet in de wacht geldregeling is opgenomen. De heer PELSTER: Zij staat er wèl in. De VOORZITTER doet voorlezing van de voorwaarde in kwestie. De heer SCHRAUWEN Dan is die regeling later ge maakt. De heer PELSTERToch niet. Burgemeester en Wet houders hebben haar zoo van de commissie voor het geor ganiseerd overleg ontvangen. De heer SCHRAUWEN Maar, waar blijft dan de bil lijkheid Er zijn menschen bij, die anders 57 weken wacht geld zouden hebben gekregen. Wanneer zij niet bij de gemeente te werk waren gesteld, dan zouden zij voordeeliger uit zijn geweest dan nu, want dan hadden zij nog wat kun nen bijverdienen in het particulier bedrijf. De heer HORNIX: Het wachtgeld wordt toch gegeven voor het geval men geen werk heeft! De heer SPEYART VAN WOERDEN zegt, dat de bewering van den heer Moll, dat die menschen zijn ont slagen ongeveer op het tijdstip, dat de wachtgeldregeling eindigde, niet opgaat. Om dit aan te toonen noemt Spr. enkele werklieden, die niet tot het einde van de wachtgeld regeling gewerkt hebben, maar indertijd direct ontslagen zijn. Spr. handhaaft ook in deze zijn meening, dat wij hier niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 353