23 APRIL 1925.
355
wel allen over eens zullen zijn, dat de billijkheid moet worden
betracht tegenover die menschen. Men heeft indertijd een
wachtgeldregeling getroffen, omdat men dacht geen werk
voor hen te hebben. Later is dit echter gebleken wèl het
geval te zijn. De gemeente heeft toen van die menschen
geprofiteerd door hen voor een lager loon te laten werken
dan zij vroeger hadden genoten. Spr. zou hun nu dat verschil
willen bijbetalen. Hij wenscht hiervan echter uit te sluiten
degenen, die inmiddels vast aangesteld zijn of binnen twee
maanden een vaste aanstelling bij de gemeente zullen bekomen,
en wijzigt derhalve zijn voorstel in dien zin. De eventueele
uitbetaling der schadeloosstelling zal dus nog twee maanden
moeten worden opgeschort.
De heer MOLL verklaart, het voorstel van den heer
Korteweg uit sympathie te hebben verdedigd, omdat hij
in de veronderstelling verkeerde, dat betrokkenen het geld
hoog noodig hadden. Nu de uitbetaling echter eerst over
twee maanden zal plaats hebben, krijgt zij het karakter van
een douceurtje en daarvoor gevoelt Spr. niets. Hij kan dan
ook geen vrijheid vinden om voor het gewijzigd voorstel
van den heer Korteweg te stemmen.
De heeren COHEN en SCHRAUWEN wenschen beiden
het oorspronkelijk voorstel van den heer Korteweg over
te nemen, met dien verstande, dat geen schadeloosstelling
zal worden uitgekeerd aan degenen, die inmiddels een vaste
aanstelling hebben bekomen.
De VOORZITTER wijst op de toevalligheid, waarvan
een dergelijk iets afhankelijk ishet is n. 1. een hard gelag
voor degenen, die inmiddels vast aangesteld zijn, want was
dit voorstel eerder behandeld dan zouden ook zij een uit-
keering hebben bekomen.