23 APRIL 1925. 363 d. dat, ter voldoening aan art. 5 der Woning wet, de vereischte teekeningen, ingericht vol gens art. 105 der Bouwverordening, aan Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring worden aangeboden e. dat, wanneer binnen zes maanden na de dag- teekening van dit besluit, van de verleende ontheffing geen gebruik is gemaakt, deze ge acht wordt niet te zijn verleend; en onder bepaling, dat bij niet-vervulling van een dezer voorwaarden de verleende uitzon dering vervalt. 26. Adres van het bestuur van den Katholieken Kring alhier, daarbij ontheffing verzoekende van art. 15 der Bouw verordening ten behoeve van het vergrooten der bestaande kegelbanen op het perceel aan de Reigerstraat no. 22 en tevens om afwijking van de voorwaarde sub b, waarop aan dat bestuur bij raadsbesluit van 23 December 1922 ontheffing is verleend van art. 14 der toen vigeerende Bouwverordening. Bij dit adres zijn gevoegd de adviezen van de Gezondheids commissie, den Adjunct-directeur van Openbare Werken en den Opperbrandmeester, alsmede een voorstel van Burge meester en Wethouders, om op het verzoek afwijzend te beschikken (aangehouden in een vorige vergadering). De heer MOLL zegt, dat deze aanvraag de vorige maal voldoende is besproken. Daarbij is gebleken, dat de toevoer van licht en lucht niet in het gedrang komt, maar alleen het brandgevaar bezwaar opleverde. Thans is men in het bezit van het advies van den Opperbrandmeester, die het gevaar voor brand en paniek door het bij te bouwen kegellokaal gering acht. Nu dus alle bezwaren zijn weggenomen stelt Spr. voor, de gevraagde ontheffing te verleenen onder de voorwaarden, door de Gezondheidscommissie en den Opper brandmeester gesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 363