364 23 APRIL 1925. De heer PELSTER vindt de redeneering van den heer Moll niet juist. Het ging geenszins alleen om het brand gevaar. Dit blijkt wel ten duidelijkste uit het advies van de Gezondheidscommissie, waarbij in overweging wordt gegeven afwijzend op het verzoek te beschikken o. a. omdat de lucht- verversching in het perceel zelf ernstig benadeeld zal worden. Men ziet dus, dat volstrekt niet alle bezwaren, welke tegen de inwilliging van het verzoek bestonden, met het advies van den Opperbrandmeester zijn weggenomen. Bovendien geldt het hier een verdere afwijking van het bepaalde in art. 15 dan aan verzoeker vroeger reeds is toegestaan. De heer KORTEWEG heeft de vorige maal reeds ver klaard, dat de toevoer van licht en lucht voor hem geen bezwaar opleverde. Spr. is van oordeel, dat nu, gezien het advies van den Opperbrandmeester, de gevraagde vergunning wel kan worden toegestaan. De heer CERUTTI: Burgemeester en Wethouders wijzi gen hun advies dus niet? De VOORZITTER: Neen. Het College stelt zich op het standpunt, dat, waar de Gezondheidscommissie bezwaren maakt, het verzoek moet worden afgewezen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop in stemming gebracht en verworpen met 16 stemmen tegen 1 stem. Tegen: de heeren Korteweg, Kooperberg, Spey- art van Woerden, Moll, Neve, Bogmans, Schrauwen, Hornix, Elich, Cerutti, Van Sasse van Ysselt, Schlaghecke, Appelboom, Van Werkhooven, Van Groenendael en Cohen. Voorde heer P e 1 s t e r,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 364