5 FEBRUARI 1925.
37
En heeft men niet gepoogd den Bredaschen middenstanders
te doen gelooven, dat hunne belangen grootelijks geschaad
zouden worden door grenswijziging? Maar ik, Mijnheer de
Voorzitter, heb nog zooveel vertrouwen in het gezond ver
stand onzer Bredasche middenstanders, dat ik geen oogenblik
bevreesd ben, dat zij zich zullen verlagen tot werktuig in
de handen der niet-Bredasche anti-annexionisten.
Zou ik nog veel kunnen stapelen op de hoop argumenten,
die pleiten voor grenswijziging, zou ik kunnen wijzen op de
dagelijks terugkeerende moeilijkheden van bestuurlijken en
administratieven aard, ik meen te kunnen volstaan met te
beweren, dat, wanneer er hier sprake is van een historisch
gegroeiden toestand, het de historische groei van Breda is,
voortgezet tot in de buitengemeenten, omdat nu éénmaal
binnen het enge keurslijf in Breda voor dien groei geen
plaats was. Is het niet dwaas, dat Breda aldus, zij het dan
scheef, gegroeid is omdat daar in de omgeving de dorpen
Ginneken, Teteringen en Princenhage lagen.
Het wil mij voorkomen, dat in elk opzicht juist is, wat
door mij werd beweerd op de debatvergadering in Concor
dia, dat deze stelling moet worden omgedraaid, daar èn
Ginneken èn Teteringen èn Princenhage, de plaatsen van
nu geworden zijn, omdat daar lag de stad Breda, het in elk
opzicht aantrekkelijke Breda.
Wien is het niet overkomen, dat een familielid of een
kennis berichtte, zich in Breda te zullen gaan vestigen en
als je dan zoo iemand later eens tegenkwam, bleek het meestal
altijd, dat hij in een der buitengemeenten terecht was ge
komen soms hadden ze daar zelf niet het minst erg in. En,
Mijnheer de Voorzitter, is men in een andere plaats en je
zou daar zoo argeloos aan een der meest verwoede tegen
standers der grensregeling vragen, waar woont U tien
tegen een, dat je het antwoord zou krijgenin Breda. Mijn
heer de Voorzitter, ik heb hier een blaadje, dat maandelijks
verschijntdaarin vermeldt af en toe een lid van het anti-
annexatie-comité zijn adres. Hij is zelfs raadslid te Teteringen