22 MEI 1925. 389 De heer KLUFTEr wordt hier maar steeds gesproken over industrie-terrein, doch ik vrees, dat de industrieën niet zullen komen. De heer PELSTER begrijpt nog steeds niet, wat wij met de landhoofden te maken hebben, die Spr. volgens den heer Zijlmans met de viaduct verwart. Spr. kan zich ook nog geenszins vereenigen met het denkbeeld van den heer Z ij 1- mans om de breedte van den keiweg op 5 M. te brengen, daar de weg dan later toch weer breeder gemaakt zou moe ten worden. Wat nu het maken van de beschoeiing betreft Spr. zou wel kunnen voorlezen, welk materiaal daarbij zal worden aangewend, maar hij ziet niet in welk nut zulks kan hebben. De heer ZIJLMANS: Waarom is dat dan niet voor de raadsleden ter visie gelegd? Ik wensch dit voorstel aan Burgemeester en Wethouders te renvoyeeren, met verzoek eerst uitvoerige inlichtingen te verstrekken. De VOORZITTER: Waaruit zouden die inlichtingen eigenlijk moeten bestaan? Het betreft hier bijna uitsluitend werken, die door de Nederlandsche Spoorwegen zullen wor- uitgevoerd. De heer ZIJLMANS heeft den indruk gekregen, dat Bur gemeester en Wethouders de zaak niet in alle onderdeden voldoende hebben bekeken. Spr. stelt voor, het voorstel aan Burgemeester en Wethouders te renvoyeeren, met verzoek eerst voldoende inlichtingen te verstrekken. De heer KORTEWEG merkt nog op, dat de werken worden uitgevoerd door de Spoorwegende gemeente heeft derhalve niets daarin te zeggen. De heer ZIJLMANS wil eerst weten, wat de gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 389