38
5 FEBRUARI 1925.
en wat denkt U. dat daar als woonplaats staat opgegeven
Natuurlijk Breda.
Mijnheer de Voorzitter, ik meen thans het grenswijzigings-
vraagstuk op zichzelf van iederen kant te hebben bekeken
en de vraag of de grenswijziging noodzakelijk is, moet ik
ten eenenmale bevestigend beantwoorden.
Het zal U echter opgevallen zijn, dat ik tot dusver alleen
sprak van eene grensregeling en niet van de grensregeling.
Thans echter acht ik het oogenblik daar om van de grens
regeling te gaan spreken, om aandacht te gaan schenken
aan het voor ons liggende wetsontwerp.
De voorgeschiedenis ervan is voldoende bekend en ik
behoef daarover niet uit te weiden. Maar al dadelijk wil ik
zeggen, dat het ontwerp zooals het hier ligt, mij in geen
enkel opzicht ten volle bevredigen kan. Maar ik wil ook
direct daaraan toevoegen, dat mijnerzijds geen enkele poging
zal worden gedaan om wijziging er in te brengen, doch dat
ik het zal accepteeren bij gebreke aan beter en meer. Deze
oplossing, Mijnheer de Voorzitter, is mijns inziens geenszins
afdoende en zal, daarvan ben ik overtuigd binnen afzien-
baren tijd ook de betrokken autoriteiten nopen, tot verder
gaande plannen. Vandaar dat ik het dan ook met volle ge
rustheid aanvaard. Ik heb in het begin van mijn rede gezegd,
dat verkrijgen van voldoende bouwterrein alleen reeds voor
mij eene grenswijziging voldoende zou rechtvaardigen.
Welnu, dit plan voldoet aan die voorwaarde en daarom
wijs ik het niet af, maar neem het volgaarne aan, al kleven
daaraan ook nog zoovele gebreken. Ga ik den voorgestelden
loop der grenzen na, dan ontbreekt vooral in het Noord-en
Zuid-Oosten, zeer, zeer veel en is daar dan ook geenszins
sprake van algeheele opheffing der bestaande moeilijkheden,
doch kan alleen sprake zijn van gedeeltelijke opheffing en
voor de rest verplaatsing. Ook naar het Westen zou nog
veel verbetering zijn aan te brengen. Zou het onder meer
niet aanbevelenswaardig zijn geweest, om zooals door het
College van Burgemeester en Wethouders in hun tweede