22 MEI 1925.
391
De heer ZIJLMANS vindt het een goede gewoonte om be
stek en teekeningen aan den Raad over te leggen. Spr. noodigt
den Voorzitter uit, hem een artikel of besluit te noemen,
waarbij is bepaald, dat voortaan van die gewoonte zal wor
den afgeweken.
De VOORZITTER geeft toe, dat een zoodanig besluit
niet is genomen. Hij heeft het standpunt van Burgemeester
en Wethouders in deze zooeven uiteengezet. De Raad heeft
dit standpunt feitelijk steeds goedgekeurd.
De heer VAN WERKHOOVEN dringt er op aan om
in het bestek den aannemer de verplichting op te leggen,
dat bij het in dienst nemen van personeel de voorkeur moet
worden gegeven aan Bredasche arbeidskrachten.
De VOORZITTER antwoordt, dat het waarschijnlijk
moeilijk zal zijn te dien opzichte pressie op de Nederlandsche
Spoorwegen uit te oefenen. Het mogelijke zal in het werk
worden gesteld om in die richting te sturen.
De heer ZIJLMANS persisteert bij zijn verzoek om bestek
en teekeningen aan den Raad over te leggen.
De VOORZITTER Het zal gebeuren, doch het zal de
afwikkeling van de zaak eenigszins kunnen vertragen.
Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde:
1. Besluiten van de Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant als
a. d.d. 22 April 1925, G. no. 261, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit van 2 April j. 1., tot ruiling van
grond aan den hoek van den Haagdijk en de Prin
senkade met de N. V. Kon. Industrie- en Handel
maatschappij van P. de G r u ij t e r