5 FEBRUARI 1925.
39
plan was aangegeven de begraafplaatsen te brengen binnen
de publiekrechtelijke grenzen van Breda.
En houden we in het zoo juist besproken Noord-Oosten
niet de befaamde grensscheiding tusschen koeien en hengsten
Of zouden Gedeputeerde Staten dit met opzet zoo hebben
voorgesteld? Wat ervan zij, ideaal wordt de toestand daar
geenszins, doch in de vaste overtuiging, dat het thans geen
22 jaar zal duren aleer nieuwe plannen zullen moeten worden
ontworpen, stem ik in met het voorgestelde wetsontwerp.
Zegt het spreekwoord nietBeter een half ei dan een leege
dop? Mijnheer de Voorzitter, ik ben aan het einde van
mijn betoog; ik twijfel er niet aan of de Raad zal zich,
zooal niet geheel, dan toch zeer zeker in overgroote meer
derheid uitspreken in dien geest, dat dit ontwerp, spoedig
tot wet zal mogen worden verheven, opdat Breda zal er
langen, de uitbreiding, die het zoozeer behoeft, opdat het
in de gelegenheid zij, mede te dingen in de rij der Neder-
landsche zustergemeenten, ten einde zich te kunnen ontwikkelen
in nog veel grootere mate dan tot nu toe het geval is ge
weest, tot een stad van handel en industrie, een stad, waarop
men trotsch zal zijn er te wonen, vooral in goede nabuurschap
met onze omringende gemeenten en hare inwoners. Moge
het ons allen gegeven zijn den voortdurenden groei en bloei
van ons geliefd en dan grootere Breda tot in lengte van
dagen te kunnen aanschouwen. Zoo zij het. Mijnheer de
Voorzitter, ik heb gezegd.
De heer CERUTTI zegt het volgende
Nadat de ontmanteling der vesting, waarmede in 1870
een aanvang werd gemaakt, geheel gereed was gekomen,
stelde het gemeentebestuur van Breda herhaalde malen po
gingen in 't werk om uitbreiding van de gemeentelijke grenzen
te verkrijgen, welke uitbreiding in dien tijd reeds noodzakelijk
werd geacht.
Die pogingen leden echter in 1905 schipbreuk, doch het
vraagstuk bleef na 1905 aan de orde en opvolgende ge-