402 22 MEI 1925. later een loyale houding te moeten aannemen tegenover de voorstellen van Burgemeester en Wethouders. Nu men de hoop op een gemeentelijk autobusbedrijf moet laten varen, is Spr. van meening, dat men een zoo goed mogelijk geou tilleerd particulier bedrijf moet trachten te verkrijgen. Spr. wil thans enkele vragen stellen. Zijn er in verband met deze aangelegenheid al onderhandelingen gevoerd met de omlig gende gemeenten? Zoo ja, met welke resultaten? Zoo niet, waarom is dit niet gebeurd? Vervolgens wijst Spr. op het feit, dat de Tramcommissie eerst 1. 1. Maandag (18 Mei) over deze ontwerp-overeenkomst is gehoord, toen dus het voorstel van Burgemeester en Wethouders al bij den Raad was ingediend Als Spr. deze ontwerp-overeenkomst bekijkt, valt het hem op, dat daarin slechts tweemaal sprake is van den Raad. Verder wordt alles aan Burgemeester en Wethouders over gelaten. Ook blijkt er niet uit aan wie de gunning zal wor den overgelaten, aan den Raad of aan Burgemeester en Wethouders. De Raad geeft voor den duur van het contract de macht uit handen. Spr. acht zulks niet raadzaamhij meent daartegen te moeten waarschuwen. In dit verband verwijst Spr. naar de eerste tijden van het bestaan van het gemeentelijk trambedrijf en wel inzonderheid naar de onder- handsche aanbesteding voor de paarden-tractieer zijn in den loop van de jaren heel wat opmerkingen over de gun ning gemaakt. Ten slotte wil Spr. er nog op wijzen, dat alleen het aanbrengen van eenige wijzigingen in de artikelen van het ontwerp-contract niet zal baten, indien niet een bepaling wordt opgenomen, dat de Raad het heft zelf in handen houdt. De VOORZITTER merkt op, dat het zwaartepunt ligt in het thans vaststellen van de ontwerp-overeenkomst. Bur gemeester en Wethouders hebben dan voor de uitvoering te zorgen. De voorstelling van den heer Haaiman, alsof Burgemeester en Wethouders in deze groote macht wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 402