22 MEI 1925. 403 gegeven, moet Spr. dan ook afwijzen. Het zou voor den Raad zeer bezwaarlijk zijn in allerlei finesses te treden. De heer Haaiman schijnt zeer verzot te zijn op openbare tramdebatten; Spr. gelooft evenwel, dat de meerderheid van den Raad daarvan niet gediend is. Men moet ten deze ver trouwen stellen in het College. Wat de heer Haaiman, blijkens zijn amendementenreeks, wil is de zaak, ook staats rechtelijk, op haar kop zetten. Spr. verwacht dan ook, dat de Raad zich te hoog zal achten om ten aanzien van een particulieren dienst over een dienstregeling, een tarief of loonen in de toekomst herhaaldelijk te gaan debatteeren. Als er echter één ding is ten opzichte waarvan de Raad vertrouwen moet stellen in het College en dat niet gemaakt moet worden tot een onderwerp van algemeen debat, dan is het wel de gunning. Het is in het belang van de zaak zelf, dat zij aan Burgemeester en Wethouders wordt over gelaten. De heer HAALMAN heeft nog geen antwoord gekregen op zijn vragen met betrekking tot de onderhandelingen met de omliggende gemeenten. De VOORZITTER deelt mede, dat gecorrespondeerd wordt met de gemeente, die bij deze zaak het meest geïn teresseerd is. Dat een behoorlijke dienst tot stand komt, is uit den aard der zaak vooral een wensch van de buitenge meenten, aan wier medewerking dan ook niet valt te twijfelen. De heer COHEN zegt, dat toen in Februari van dit jaar de Tramcommissie vergaderde, er aan den voorzitter gevraagd is, of de autobuskwestie spoedig in behandeling zou komen. Deze heeft toen geantwoord, dat desbetreffende voorstellen zeer spoedig tegemoet konden worden gezien. Na een paar weken is er weer naar gevraagd, doch de commissie hoorde maar steeds niets, totdat nu eerst Maandag 1.1. haar advies werd ingeroepen. Het voorstel in kwestie was toen echter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 403