404 22 MEI 1925. al bij den Raad ingediend. Spr. acht dit niet den juisten weg de commissie behoort eerst gehoord te worden. De Voorzitter heeft gezegd, dat de uitvoering van de overeenkomst bij Burgemeester en Wethouders moet berusten, doch Spr. is van oordeel, dat de Raad in verschillende zaken wel degelijk zeggenschap moet behouden. De heer BOGMANS wenscht er zijn teleurstelling over uit te spreken, dat men zoo ineens tegenover deze voorstellen wordt geplaatst. De Tramcommissie heeft zich in meerderheid voor gemeentelijke exploitatie uitgesproken. Spr. betreurt het, daaromtrent niets meer vernomen te hebben. Hij ziet in particuliere exploitatie geen heil. Een gemeentelijk bedrijf biedt z. i. meer zekerheid. Spr. vreest, dat, indien men er inderdaad toe overgaat om de exploitatie in handen van particulieren te geven, men binnen een jaar of drie in een autobus-misère zal zitten. De VOORZITTER deelt mede, dat in het College van Burgemeester en Wethouders is overwogen, of deze zaak in de Tramcommissie zou worden gebracht. Burgemeester en Wethouders zijn toen tot de conclusie gekomen, dat de Tramcommissie er eigenlijk absoluut niets mede te maken had. Zij is evenwel toch gehoord, doch alleen omdat zulks indertijd in den Raad uitdrukkelijk was verzocht. Nu ver langt de heer Bogmans, dat Burgemeester en Wethouders door beschouwingen over gemeentelijke exploitatie, die toch niet door den Raad wordt gewenscht, monnikenwerk zouden hebben verricht; maar de Raad wist dat een voorstel van dezen inhoud zou komen; het is een uitvloeisel van den wensch, welke in den Raad is besproken. De heer BOGMANS komt daartegen op. Spr. gelooft, dat er wel meer leden van den Raad voor gemeentelijke exploitatie zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 404