40
5 FEBRUARI 1925.
meentebesturen hebben er hunne aandacht aan blijven wijden.
En nu 20 jaar nadien wordt aan het oordeel van den
Raad onderworpen het wetsontwerp betreffende de voor
gestelde grenswijziging.
In de memorie van toelichting geven Gedeputeerde Staten
de gronden aan waarop hun ontwerp-voorstel steunt en
Burgemeester en Wethouders van Breda hebben in talrijke
schrifturen zóóveel krachtige argumenten, welke vóór de
aanneming van het ingediend voorstel pleiten, naar voren
gebracht dat, naar mijne meening, bezwaarlijk nieuwe argu
menten zijn aan te voeren. Daarom zal ik mij bepalen tot
een paar opmerkingen.
De tegenstanders van de voorgestelde grenswijziging hebben
vooral hun werk ervan gemaakt te trachten de bevolking
en speciaal den middenstand van Breda voor hun actie te
winnen door hen vrees aan te jagen, dat de grensuitbreiding
voor de tegenwoordige ingezetenen van Breda verzwaring
van lasten zal brengenmen hoopt alzoo de Bredasche
gemeentenaren zelf tegen eene noodzakelijke verbetering van
hunne grenzen in te nemen.
In een der brieven van Burgemeester en Wethouders van
Breda deelt dat College echter aan Gedeputeerde Staten
mede, dat eene proeve van eene begrooting voor een uit
gebreid Breda, met nauwgezetheid samengesteld en waarbij
de begrootingen der omliggende gemeenten over 1922 ge
raadpleegd werden, de uitkomst leverde, dat er geenerlei
vrees behoeft te bestaan, dat de uitbreiding verzwaring van
lasten voor de ingezetenen van het tegenwoordige Breda
zal meebrengen.
Ook om die reden zal ik gaarne mijn stem uitbrengen vóór
het voorstel en ik acht mij gelukkig daardoor te kunnen
medewerken aan de totstandkoming van de noodzakelijke
verruiming onzer grenzen, waardoor een einde zal worden
gemaakt aan een toestand, welke reeds meer dan 30 jaren
geleden terecht onhoudbaar werd geacht.