5 FEBRUARI 1925.
41
De heer ZIJLMANS houdt de volgende rede
Mijnheer de Voorzitter,
Op 31 Januari 1924, dus ongeveer een jaar geleden, werden
de leden van den Raad vertrouwelijk in kennis gesteld met
een plan van grenswijziging, dat echter gewijzigd en ver
kleind thans definitief aan ons oordeel wordt onderworpen.
Ik heb destijds gemeend niet te mogen nalaten om U
mijn eersten indruk duidelijk mede te deelen, daarom schreef
ik U dato 7 Februari 1924 het volgende:
„Het plan tot grenswijziging dezer gemeente, dat door het
„College van Burgemeester en Wethouders is opgemaakt en
„waarmee de leden van den Raad op 31 Januari j. 1. ver
trouwelijk werden in kennis gesteld, is door mij nog eens
„ingezien in den tijd dat dit voor de leden ter visie heeft
„gelegen.
„Zooals ik U reeds te kennen gaf, zal het naar mijne
„meening niet bevorderlijk zijn aan het doel en niet bevor
derlijk aan samenwerking met de aangrenzende gemeenten,
„die toch ook onder gewijzigde omstandigheden noodig zal
„zijn, wanneer met deze geen overleg wordt gepleegd over
„het plan.
„Blijkens Uwe toelichting is dit niet geschied en acht U
„zulks ook niet wenschelijk, met welke zienswijze ik mij om
„genoemde reden niet kan vereenigen, te meer nu na jaren
„van wrijving de wil tot samenwerking is gebleken in een
„zaak van het grootste gewicht namelijk een gemeenschap-
„pelijk uitbreidingsplan.
„Wat het ontwerp-grenswijziging zelf betreft, is voor mij
„de cardinale vraag, of de voordeelen van een grooter gebied
„opwegen tegen de nadeelen, die ongetwijfeld verbonden zijn
„aan het bestuur daarvan en tegen de voordeelen van de
„thans bestaande verdeeling der bestuurstaak, mits naar
„samenwerking met de aangrenzende gemeenten wordt ge
streefd bijv. in zake het uitbreidingsplan.
„Zooals ik U reeds mededeelde, ben ik geneigd die vraag