420 22 MEI 1925. Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde: 20. Adres van J. N u ij t e n, daarbij verzoekende toe kenning van een schadevergoeding voor door hem aange brachte veranderingen aan het paviljoen in het Valkenberg, met afwijzend prae-advies van Burgemeester en Wethouders. De heer CERUTTIAls ik het goed begrepen heb, heeft ook N u ij t e n aan het paviljoen verbouwd. Nu heeft de Groote Sociëteit van de gemeente een vergoeding van f 1000, voor den opstal gekregen. N u ij t e n zou dus eigenlijk van de Groote Sociëteit te vorderen hebben. De heer VAN WERKHOOVEN vraagt, wat waar is van de bewering, dat N u ij t e n van 1 Mei tot 1 October 1923 de eigenlijke pachter van het paviljoen zou zijn geweest. De heer PELSTER antwoordt, dat weliswaar aan N u ij- t e n is toegestaan gedurende dien tijd zijn bedrijf in het paviljoen uit te oefenen, doch van een verpachting kan in deze geen sprake zijn. De heer VAN WERKHOOVEN vraagt, nadere inlich tingen omtrent het feit, dat N u ij t e n, die iemand wist, die f 500,— voor de afbraak wilde geven, uitstel van de gunning heeft verzocht, hetgeen echter niet is geschied. De heer PELSTER: Het was toen te laat. De heer VAN WERKHOOVENN u ij t e n beweert, dat de heer Korteweg hem telefonisch had medegedeeld, dat men de gunning nog een paar dagen in beraad wilde .houden. De heer KORTEWEG: Ik had Nu ij ten beloofd te zul len vragen om de gunning nog een paar dagen aan te hou den, maar zij had inmiddels reeds plaats gehad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 420