22 MEI 1925. 429 „echter, dat hij in een dergelijken toestand niet zal berusten „en in de e. v. vergadering in het openbaar (dus niet in „geheime vergadering) Burgemeester en Wethouders daar- „over interpelleeren zal." Mijnheer de Voorzitter, ik stel er prijs op te verklaren, dat ik als Katholiek raadslid in die commissie noch direct, noch indirect met wien ook buiten die vergaderingen om over deze zaak heb gesproken. De VOORZITTER: Men kan alle respect hebben voor „de Koningin der Aarde", doch het verdient over het alge meen geen aanbeveling officiéél op hare uitingen in te gaan. Men loopt dan het gevaar, dat wanneer men het niet doet, de conclusie getrokken wordt, dat het bericht waarheid bevat. Hiermede zijn de besprekingen omtrent deze aan gelegenheid geëindigd. De VOORZITTER wil nog even antwoorden, op de door den heer Van Werkhooven heden schriftelijk in gediende vraag: Waarom in „de Metaalbewerker" geen oproeping is geplaatst voor een leeraar aan de Ambachts school. Spr. deelt mede, dat zulks nog niet nagegaan kon worden. Bij een volgende vacature zal aan de door den heer Van Werkhooven gemaakte opmerking aandacht worden geschonken. De heer COHEN brengt in herinnering, dat er indertijd bij de besprekingen omtrent de benoeming van een vroed vrouw al eens op is gewezen, dat oproepingen voor ge meentelijke betrekkingen niet alleen moesten worden geplaatst in R. K. bladen. Spr. geeft in overweging, alsnog een op roeping te plaatsen in „de Metaalbewerker". De VOORZITTER: De zaak verkeert daarvoor reeds in een te ver gevorderd stadium.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 429