438 9 JUNI 1925. De heer KORTEWEG ziet zich genoodzaakt, zich uit een oogpunt van brandgevaar tegen inwilliging van dit ver zoek te verzetten. Het betreft hier namelijk een gebouw, dat geheel met houtwaren zal worden gevuld. De heer SCHRAUWEN zegt, dat het gevaar bij brand gemakkelijk is te ondervangen door het aanbrengen van ijzeren trappen. Door weigering van dit verzoek zou men den bloei van die industrie tegenwerken, terwijl bij inwilliging niemand hinder daarvan zal ondervinden. Er blijft bovendien nog voldoende toevoer van licht en lucht over. De heer PELSTER begrijpt niet, waarom men in dit ge val geen rekening wil houden met mogelijke verandering der omgeving in de toekomst. Adressant heeft reeds een groote oppervlakte bebouwd en misschien zou hem nog wel iets kunnen worden toegestaan, doch hetgeen hij thans vraagt, is zeker te veel. De heer Neve wil den toestand nemen zooals hij thans is en later anderen beletten hun panden uit te breiden. Maar, op die manier zouden de rechten van de buren bekort worden en dat gaat volgens Spr. toch te ver. Zij zouden dan de dupe worden, omdat aan Kuijper zoo veel is toegestaan. Ten slotte wil Spr. nog constateeren, dat zijn tweede argument, in zake de diepte van het verlengde gebouw, niet is weerlegd. De heer KLUFT merkt op, dat er zelden of nooit een ontheffing van art. 15 gevraagd wordt, zonder dat de buren zich daartegen verzetten. Spr. ziet er geen bezwaar in, dit verzoek toe te staan. Er is ruimte genoeg en het betreft hier een bloeiende industrie. De heer NEVE zegt, dat hij zooeven niet rechtstreeks de buren heeft bedoeld. Het treffen van maatregelen is iets anders; zulks behoeft nog niet ten koste van de buren te geschieden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 438