9 JUNI 1925.
447
Mijne bedoelde vragen waren de volgende:
Ontijzeringsinrichling.
Waarom te klein, waar is dit uit gebleken?
Fitter.
a. Wat is de tegenwoordige filtersnelheid
b. Is het water thans voldoende gefiltreerd?
Zoo neen, waaruit blijkt dit?
C. Tot hoeveel mag de filtersnelheid worden opgevoerd?
Reinwaterkelder.
Ie. Scheuren reinwaterkelder. Welke zijn de resultaten
van waarnemingen waaruit blijkt, dat deze van dien
aard zijn, dat er nadeel door veroorzaakt wordt
2e. Indien er nadeel van beteekenis veroorzaakt wordt,
zijn de scheuren dan niet te dichten zonder nieuw
bouw, b. v. met gebruikmaking van cement met wa
terglas, snelbindende cement, e. d.
Persleiding.
Ie. Uit welke feiten en cijfers blijkt, dat een tweede
persleiding noodig is?
2e. Waaruit is gebleken, dat de buisleidingen inwendig
zijn aangetast en zoo ja, wat was daarvan de oorzaak?
Op verschillende dezer vragen ontving ik geen of een
onvoldoende antwoord, zoodat ik mij als niet-deskundige
op waterleiding-gebied ten slotte gewend heb tot den Inge
nieur J. van Poelgeest, directeur der Zuid-Bevelandsche
Waterleidingmaatschappij en voorzitter der Vereeniging voor
Waterleidingbelangen. Ik heb deze alle stukken en vragen
voorgelegd met verzoek mij te willen mededeelen;