9 JUNI 1925. 449 kunnen adviseeren dan tot een nieuw onderzoek, waarop het voorstel van Burgemeester en Wethouders van heden betrekking heeft. Aangenomen dat de Raad zich met het voorstel van Bur gemeester en Wethouders kan vereenigen, vertrouw ik dat dit onderzoek Ihans zoo volledig mogelijk zal geschieden en eventueele voorstellen gedocumenteerd zullen zijn en Burge meester en Wethouders bij de opdracht rekening zullen wil len houden met hetgeen ik hierover schreef in mijn advies van 17 April j. 1. n. m. le. een op feiten en cijfers goed gefundeerd verslag te doen uitbrengen over de vraag, of onze waterleiding voor de eerstkomende tien jaren aan redelijke eischen voldoet en zoo niet met welke uitbreiding c. q. her stelling als minimum kan worden volstaan, wat daar van ongeveer de kosten zullen zijn en hoe deze laatste de exploitatie-rekening zullen beïnvloeden. 2e. te doen adviseeren over de vraag of eventueele her stelling resp. uitbreiding, sub le. bedoeld, ook met het oog op een meer verwijderde toekomst is aan te bevelen uit een economisch oogpunt. Zoo neen, welke oplossing voor die meer verwijderde toekomst dan onder betrachting van gepaste zuinigheid het meest is aan te bevelen, waarbij de rentabiliteit zal zijn aan te toonen. Ten slotte geef ik U in overweging om den deskundige bij zijne opdracht kennis te doen nemen van alle tot dusver uitgebrachte rapporten, vragen en antwoorden vanaf 15 Februari 1924 tot heden. De heer KORTEWEG merkt op, dat er voorstellen tot uitbreiding van de capaciteit der drinkwaterleiding bestaan, aangezien het waterverbruik door de inwoners sinds 1912 met 36 °/0 is toegenomen en de industrie 13 1/2 °/0 meer ver bruikt dan in 1912. De Directeur stelt voor, de ontzurings- inrichting te vergrooten, omdat zij in de practijk gebleken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 449