44 5 FEBRUARI 1925. rekening dienen te worden gehouden met de te verwachten schadeloosstellingen, die Breda aan de aangrenzende gemeen ten ingevolge art. 8 van het wetsontwerp zal hebben uit te keeren. Dit wat betreft de toelichting van het ontwerp. Thans de argumenten, die daarvoor in algemeene bewoor dingen zijn aangevoerd in de Memorie van Toelichting van Gedeputeerde Staten en die door Burgemeester en Wethou ders wat meer uitvoerig zijn behandeld. Vele argumenten, die vroeger konden gelden om de zoogenaamde saamhoorige complexen bij Breda te brengen, zijn in den loop der jaren komen te vervallen en het komt mij voor, dat thans ten onrechte nog wordt voortgeborduurd op zulke argumenten. Er wordt bijv. wel betoogd, „dat gas-, electriciteits- en „watervoorziening beter en meer economisch door een enkel „bestuur kan geschieden dan door vier, te meer nu gebleken „is, dat van samenwerking in deze niet veel kan worden „verwacht." Maar hoe is inderdaad de toestand? Eerlang zal de gaslevering aan Ginneken een feit zijn en dan levert Breda het gas in de geheele omgevingwat wil men meer? Het gasbedrijf put daaruit eene redelijke extra-winst, wil men daarvan afzien in 't algemeen belang, dan staat dit ook zonder annexatie aan onszelf. Zoo is ook de geheele omgeving van goed drinkwater voorzien; gedeeltelijk leveren wij het zelf met een extra winst. In de te annexeeren Zandberg en Boeimeer levert de Ginnekensche waterleiding, terwijl Princenhage is aangesloten bij de Gewestelijke Noord-Brabantsche Waterleiding-Maat schappij. Nu kan Breda, afgezien van de vraag, of dit wel mogelijk is, daar na annexatie zelf gaan leveren, doch dan gaat dit niet zonder kosten gepaard en dienen wij de vraag, of onze eigen waterleiding voldoende capaciteit heeft, ernstig onder 't oog te zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 44