9 JUNI 1925.
475
Burgemeester en Wethouders meenden deze adressen, waarin
van „onverwijld" wordt gewaagd, ook onverwijld te moeten
behandelen; zij kunnen voldoende inlichtingen geven.
De heer MOLL begrijpt de houding van den heer Van
Werkhooven niet. Spr. haalt in dit verband een artikel
uit „het Volk" aan, waarin wordt gezegd, dat de behande
ling van deze adressen geen uitstel lijden kan. Ook bij de
besprekingen met het bestuur van den Bredaschen Bestuur-
dersbond, werd daarop door dat bestuur de nadruk gelegd.
Het verwondert Spr. dan ook ten zeerste, dat de heer Van
Werkhooven thans op het uitbrengen van prae-advies
aandringt. Spr. is gereedhij zou de zaak liever vandaag
afhandelen.
De VOORZITTER vraagt den heer Van Werkhooven,
of deze van zijn verzoek om prae-advies een voorstel wenscht
te maken.
De heer VAN WERKHOOVEN bevestigt zulks.
De heer CERUTTI verklaart, voor het voorstel van den
heer Van Werkhooven te zullen stemmen, omdat het
billijk is, wanneer een raadslid niet in staat is geweest een
zaak voldoende te bestudeeren, hem daartoe alsnog in de
gelegenheid te stellen. Bovendien geldt het hier een belang
rijke zaak, ten opzichte waarvan het uitbrengen van prae-
advies alleszins gewenscht is.
De heer MOLL: De adressen zijn op 29 Mei 1.1. inge
komen en reeds den 30sten d. a. v. gepubliceerd in de
plaatselijke bladen. Men heeft dus voldoende gelegenheid
gehad om ze te bekijken. De zaak kan z. i. dan ook spoedig
worden afgedaan.
De heer CERUTTIMaar, het oordeel van Burgemeester
en Wethouders daarover is ons niet bekend gemaakt.