494 29 JUNI 1925. gaan doen en den Raad voor een fait accompli stellen. Nu p zegt de heer K o r t e w e g wel, dat alles wel gebeurd zal vro zijn uit voortvarendheid, maar toen bij de behandeling van het voorstel, tot het nemen van een proef met den ombouw p van een tramwagen, in den Raad werd gevraagd, of er be- fen halve de daarvoor gevraagde f 3500,— nog andere kosten p)e: bij zouden komen, is er wel degelijk geantwoord, dat dit voc niet het geval zou zijn. Daaruit mocht men toch afleiden, 's a dat met die f 3500,— de zaak uit was. Desniettemin heeft ten men de bewuste rails aangekocht en volop gelden uitgegeven voor het op mal brengen van de lijn! hoc Wat de vergoeding van de reiskosten van den directeur betreft; wanneer aan een ambtenaar vergunning wordt ge- I geven om buiten de gemeente te wonen, dan behoeft de (joc gemeente z. i. toch niet de daaruit voortvloeiende kosten no{ van vervoer te betalen. Spr. geeft derhalve in overweging, de aan een zoodanige vergunning voortaan voorwaarden te fee verbinden. aar toe De heer COHEN deelt als lid van de tramcommissie mede, we dat de rekening van het trambedrijf nooit ter kennis van er die commissie is gebracht. Wat de rails betreft, kan Spr. zich aansluiten bij de woorden van den heer Appelboom. Voorts vraagt Spr., of de aan mejuffrouw Van Arkesteijn ev( terugbetaalde kosten voor geneeskundige hulp een ongeval fe( met de tram betroffen. Ten slotte verklaart Spr., nooit ge- uj(- weten te hebben, dat de reiskosten van den Directeur voor ZO( het bijwonen van de vergaderingen der tramcommissie voor jn^ rekening van de gemeente kwamen. rijt dik De VOORZITTER meent, dat de rekeningen der ver- be schillende takken van dienst niet altijd ter kennis van de da commissiën van bijstand werden gebracht. we za; De heer COHEN antwoordt, dat hem ter oore is gekomen, ve dat zulks toch in vele gevallen wèl geschiedt. ter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 494