500
29 JUNI 1925.
aan deze zaak een einde wordt gemaakt. Overal in den lande
spreekt men van de Bredasche trammisère, waarbij honderd
duizenden guldens zouden zijn zoek geraakt. Spr. gelooft
niet, dat de belangen van de gemeente daarmede gediend
zijn. Het gaat hierbij slechts om een betrekkelijk klein be
drag. Spr. is het met den Voorzitter eens, dat als de zaak
goed was uitgevallen, zich geen moeilijkheden zouden hebben
voorgedaan. Hij is dan ook van meening, dat het thans tijd
is om haar uit de wereld te helpen.
De VOORZITTER zal nu in stemming brengen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot goedkeuring
en vaststelling van de rekening van het tijdelijk Trambedrijf
over het jaar 1924.
De heer ELICH verklaart, als rapporteur niet voor dat
voorstel te kunnen stemmen. Hij zal zulks echter toch doen,
doch alleen om de zaak van de baan te hebben.
De heer BOGMANS wil ook wel voorstemmen, maar
onder protest, om de zaak van de baan te helpen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
tot goedkeuring en vaststelling van de rekening over
1924, wordt daarop in stemming gebracht en aan
genomen met 10 tegen 5 stemmen.
Voor: de heeren Moll, Pelster, Bogmans, Schrau-
wen, Schlaghecke, Cerutti, Korteweg, Loomans,
Elich en Van Groenendael.
Tegen: de heeren Neve, H o r n i x, Cohen, Zijl
mans en Appelboom.
Het voorstel, tot wijziging der begrooting van
het tijdelijk Trambedrijf voor 1924, wordt daarop
z. h. s. aangenomen.