29 JUNI 1925. 503 „Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen, den Di recteur van den Vleeschkeuringsdienst alhier, te machtigen „tot uitbetaling eener schadeloosstelling aan den kring „Breda" „van den N. C. Boerenbond en andere belanghebbenden „tot een bedrag van f 17C4.62, zooals nader omschreven „op bijgevoegden staat." De heer COHEN zegt, dat, als hij het goed begrepen heeft, de Raad in Juni 1924 de verordening op de heffing van keurloonen heeft gewijzigd ter wille van den N. C. Boerenbond. Waarom zou nu teruggaaf van keurloonen moeten plaats hebben over een tijdvak vóór het inwerking treden van bedoelde wijziging Dat de N. C. Boerenbond er al eerder mede begonnen is om de gestorven en uit nood gedoode dieren naar het keurlokaal te vervoeren, kan daar voor toch geen reden zijn. Gesteld, dat die bond zulks al vijf jaren gedaan zou hebben, zouden Burgemeester en Wet houders dan ook voorstellen restitutie te verleenen? Spr. gelooft het niet. Hij ziet dan ook niet in, waarom men in dit geval tot teruggaaf zou besluiten en is van meening, dat belanghebbenden al goed genoeg behandeld zijn. De VOORZITTER: Het geldt hier een zuivere kwestie van billijkheid. Aangezien zeer goed aanwijsbaar is sedert wanneer de gemeente die voordeelen hebben bereikt, brengt deze teruggaaf geen groote consequenties mede. Het lijkt Spr. alleszins billijk de voorgestelde schadeloosstelling toe te kennen. De heer APPELBOOM gevoelt wel iets voor de billijk heidsoverwegingen, welke Burgemeester en Wethouders tot het indienen van dit voorstel hebben geleid, maar hij vindt het vreemd, dat het College ten opzichte van de teruggaaf van betaalde rechten tweeërlei wegen bewandelt. Tegenover het geval-A s h o f f, waarbij het vrijwel vaststond, dat te veel vermakelijkheidsbelasting was betaald, hoogstwaarschijn-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 503