516
29 JUNI 1925.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer Van Werk-
hooven in zijn bericht van verhindering niet op zijn ver
zoek om aanhouding terugkomt.
De heer SCHLAGHECKE is van meening, dat het adres,
vermeld onder punt 21, waarin sprake is van het nemen
van directe maatregelen, toch zeker wel kan worden afge
daan. Het verwondert Spr., dat als er inderdaad toestanden
zijn zooals in dat adres worden genoemd, de behandeling
ervan de vorige maal al is aangehouden kunnen worden.
De heer COHEN stelt prijs op afdoening van deze adres
sen, alhoewel de heer Van Werkhoovenin het bezit
is van de gegevens daaromtrent.
Ook de heer NEVE wenscht de zaak thans af te doen.
De heer MOLL deelt mede, dat, toen hij kennisgenomen
had van den inhoud van deze adressen, waarin het wordt
voorgesteld alsof vele gezinnen in armoede verkeerden, hij
terstond opdracht gegeven heeft om een onderzoek in te
stellen. Daarbij is het volgende gebleken. Van de 61 per
sonen, die zich op een bijeenkomst van werkloozen hebben
opgegeven als zijnde zonder werk, hadden er 31 werk of
waren niet ingeschreven bij de Arbeidsbeurs, 6 zijn geplaatst
bij de werkverruiming en 3 worden te werk gesteld bij de
Ambachtsschool, terwijl 12 inkomsten bleken te hebben,
welke behoorlijk kunnen worden genoemd, zoodat er van
de geheele lijst slechts 9 personen overschieten, van wie de
de toestand niet rooskleurig is. Zoo was de toestand op 8
Juni j. 1. Spr. had er prijs op gesteld dit reeds in de vorige
vergadering mede te deelen. Men had dan kunnen zien, dat
men voorzichtig moet zijn met in vergaderingen te zeggen,
dat er tengevolge van werkloosheid zoovele gezinnen in ar
moede verkeeren. Het verdient z. i. aanbeveling, dat de Raad
ook eens verneemt, wat de gemeente voor enkele van die