542 29 JULI 1925. hoeveelheid water van 10 M3. per kwartaal vooral in de zomermaanden voor een huisgezin werkelijk onvoldoende is. Spr. had indertijd voorgesteld, 12 M8. per kwartaal ter be schikking te stellen. Hij zou den heer Bogmans in over weging willen geven diens voorstel in te trekken en het zijne daarvoor in de plaats te stellen, omdat het voorstel- Bogmans practisch onuitvoerbaar is wegens de daaraan verbonden administratieve bezwaren. Spr. hoopt, dat de heer Bogmans aan dien wenk gevolg zal geven. Bij aanneming van bedoeld voorstel toch, zal in de wintermaanden het verbruik niet toenemen, terwijl, voor wat de zomermaanden betreft, de heer Bogmans bereikt hetgeen hij wenscht. Spr. begrijpt, dat daaraan voor de gemeente financieele ge volgen verbonden zullen zijn, doch hij acht die niet van zoo ingrijpenden aard, daar met betrekking tot de winterkwar- talen die gevolgen niet te verwachten zijn en in de zomer maanden door de meeste huisgezinnen slechts 1 M3. water meer verbruikt wordt. Het financieel nadeel, hetwelk voor de gemeente uit de aanneming van het voorstel kan voort vloeien acht Spr. dus niet van zoo groot belang, te meer als men daarbij de financieele uitkomsten van het waterlei dingbedrijf van de laatste jaren in aanmerking neemt. Ten slotte dringt Spr. er bij den heer Bogmans op aan, Spr.'s voorstel over te nemen. De VOORZITTER: Het zal vrij bezwaarlijk zijn, dat voorstel direct in behandeling te nemenhet is niet bij ons in onderzoek geweest. De heer BOGMANS verklaart, het vroeger voorstel van den heer Haaiman niet te moeten overnemen, omdat de bezwaren van Burgemeester en Wethouders daartegen nog grooter zullen zijn dan tegen het zijne. Het financieel nadeel voor de gemeente aan dit laatste verbonden is n. 1. veel geringer. De VOORZITTER constateert, dat men hier te doen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 542