54 5 FEBRUARI 1925. voor hen een bedrijf, een vakyeen broodwinning, een ge legenheid tot winstmaken, en dan kan het niet anders, of het vorengenoemde moei voor hen meer van belang zijn dan sociale en hygiënische eischen, het belang van den a. s. bewoner enz. In verband met het door mij gesprokene over de bouw verordeningen dient in het oog gehouden te worden, dat, als Breda annexeert, het ook, dan over meer middelen be schikkende, betere voorwaarden kan stellen en daardoor een beteren bouw mogelijk maken. Ontegenzeglijk toch zijn in de groote steden, Amsterdam, den Haag, Utrecht, de bouwverordeningen naar omstandigheden zeer goed. Wel maakt Rotterdam, als een onzer grootste steden, tot mijn spijt hierop een ongunstige uitzondering, doch het zij in dit verband even door mij gememoreerd, dat daar, ondanks den heftigen tegenstand van mijn partijgenoot Heykoop e. a. het liberale ideaal, het opbergsysteem, wat we gewoon zijn alcoven te noemen, heeft gezegevierd. Zoo ik hoop, echter voor niet langen tijd. Want, Mijnheer de Voorzitter, U kunt het zich zeker nog wel uit de voor U aangename pe riode als griffier der 2e. Kamer herinneren, dat de S. D. Kamerfractie steeds op de bres stond en zich krachtig wist te roeren, waar het betrof een goede volkshuisvesting en speciaal den verfoeilijken alcovenbouw. Geldt dit nu voor alle woningen? Neen, niet voor de woningen der beter gesitueerden. Elke bouwer bouwt, zeer gaarne zelfs, dunkt me, goed en ook geriefelijk, wanneer de a.s. bewoner het maar kan betalen. Doch het kind van de rekening in deze is de arbeiderswoning. En daarom moet een gemeente niet alleen terrein hebben om te bouwen, maar ook om toezicht te houden op het bouwen zelf, vooral wat betreft het particulier initiatief en zijn wijze van daar- stelling en inrichting van arbeiderswoningen. In nauw verband hiermede staat natuurlijk het aanleggen van breede straten, het ruimte laten voor pleinen (de longen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 54