550 29 JULI 1925. deze gemeente voldoende behoefte zou bestaan. Zonderling, zelfs merkwaardig zijn de argumenten, die het College van Burgemeester en Wethouders tot deze meening doen over hellen. Op eene bevolking van 30.000 inwoners (ik hoop, Mijnheer de Voorzitter, dat toch vooral geen enkele zuige ling vergeten zal zijn) hebben nog geen 100 hoofden van gezinnen van hunne instemming met eene openbare bewaar school doen blijken. Mijnheer de Voorzitter, bij de laatste begrooting, bij welker behandeling ik helaas niet tegenwoordig kon zijn, is aan de orde geweest een memoriepost betreffende eene subsidie voor het O. L. Vr. Lyceum, alhier. Het is niet onaardig nog eens te luisteren naar datgene, wat toen van verschillende zijden is gezegd. Voorop zij gesteld, dat de Raad dezen memoriepost zonder hoofdelijke stemming heeft aangenomen, en ook ik, Mijnheer de Voorzitter, zou con amore, en dat zonder de minste bedenking, mijn stem eraan hebben gegeven. Laat ons beginnen met de leden van het college van Bur gemeester en Wethouders, Wij ontmoeten dan in de allereerste plaats den heer Kor- t e w e g. Luistert wat deze zegt 1 „De heer Korteweg wijst erop, „dat er ouders zijn, die hun kinderen eene beslist godsdien stige opvoeding willen geven. Zij stuurden hun kinderen „vóór het bestaan van een R. K. Lyceum naar onderwijs inrichtingen buiten de stad. Waar hier de meerderheid der „bevolking Roomsch Katholiek is, heeft zij recht op het „bestaan eener zoodanige instelling te Breda. Die menschen „betalen ook mee in de kosten van het Gymnasium." Op grond van deze overwegingen geeft hij zijn stem aan dezen memoriepost. Welnu, de heer Korteweg zal natuurlijk ten opzichte van een minderheid der bevolking (hijzelf be hoort immers ook tot eene minderheidhetzelfde standpunt innemen. Immers, de voorstanders van openbaar bewaar- schoolonderwijs betalen ook mee aan subsidies voor bijzondere bewaarscholen. Die minderheid heeft recht op openbaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 550