29 JULI 1925. 551 bewaarschoolonderwijs. Ik twijfel er dan ook geen oogenblik aan of de heer Korteweg zal straks verklaren, dat hij het niet eens is met het door het College uitgebrachte prae- advies, en het geheel in de lijn van het door hem toen ge sprokene ligt om mijn voorstel te steunen. Uzelf, Mijnheer de Voorzitter, hebt in het antwoord, dat U zeer terecht gegeven hebt aan ons geacht medelid, den heer Kooperberg, toen deze sprak over de splijtzwam, Uzelf hebt daarbij opgemerkt, dat zelfs in de meest liberale kringen de gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar onderwijs wordt aangenomen als iets billijks. Het omgekeerde is natuurlijk ook waar. Waarom zoude ik dan niet met reden mogen verwachten, dat juist op de door Uzelf naar voren gebrachte billijkheidsgronden door U zal worden te kennen gegeven, dat U zich niet kunt vereenigen met het prae- advies van Burgemeester en Wethouders, maar den Raad in overweging wenscht te geven mijn voorstel aan te nemen. De heer Moll, als „dritte im Bunde", zegt bij dezelfde gelegenheid, dat het Lyceum reeds 99 leerlingen telt. Laten wij nu eens aannemen, dat deze allen uit Breda zijn en bo vendien uit verschillende gezinnen, dan kan eveneens worden gezegd, dat nog geen 100 hoofden van gezinnen op dezelfde 30.000 inwoners van hun instemming met een R. K. Lyceum hebben doen blijken. Maar, Mijnheer de Voorzitter, het is nog eenigszins anders. Ik heb de juiste opgave van het aantal leerlingen van het O. L. Vr. Lyceum, ingeschreven op Maandag 27 Juli 1925, des namiddags 4 uur, en daaruit blijkt, dat het aantal leer lingen is toegenomen tot 121, maar daarvan zijn 72 uit an dere gemeenten en 49 uit Breda. Hoort U dat, heeren leden van het College van Burge meester en Wethouders? 49 uit Breda, dus nog niet de helft van 1001 Indien mij op dit oogenblik de vraag zou worden gesteld, of ik met deze wetenschap nóg mijn stem zou hebben ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 551