29 JULI 1925.
geven voor een memoriepost, dan zou ik daarop ten ant
woord geven: „Ja, ik van ganscher harte."
Indien het de vraag zou zijn, of aan de oprichting eener
openbare bewaarschool behoefte bestaat, dan is toch zeker
deze vraag bevestigend beantwoord, waar immers deze school,
of nog liever scholen bevolkt zullen zijn nu eens niet met
2/3 der leerlingen uit de buitengemeenten maar voor het
volle 100 °/0 uit Breda. Bovendien, wordt tot de oprichting
overgegaan, dan zal gezien het aantal leerlingen, dat de
openbare lagere school bezoekt, en ik bedoel hier alleen
de leerlingen uit de gemeente Breda zelf het zeer zeker
niet bij 92 leerlingen blijven, maar zal dit aantal aanmerkelijk
worden uitgebreid. Kan het dan ook anders dan dat de heer
Moll eveneens zal komen verklaren, niet te kunnen mede
gaan met het door het College van Burgemeester en Wet
houders uitgebrachte prae-advies, maar integendeel gezien
het aantal reeds te verwachten leerlingen mijn voorstel
zal steunen.
Ons geacht medelid, de heer Schrauwen, was ik
kan mij dat begrijpen eenigermate ontstemd over de wijze,
waarop tegen dezen post bedenkingen werden aangevoerd,
ook van eene zijde, waarvan hij dit vermoedelijk niet had
verwacht, en hij roept dan ook uit: „Als het de Roomsche
zaak geldt, stuit men hier steeds op hevig verzet, terwijl
katholieke leden van den Raad en hier. Mijnheer de
Voorzitter, zou ik kunnen vragen welke, doch de heer
Schrauwen zal wel zijne engere geestverwanten bedoelen
zich immer coulant betoonen, en b. v. zich tot dusver
niet hebben verzet tegen de oprichting van eene openbare
bewaarschool." In hem begroet ik dus met voldoening een
medestrijder, die eveneens het zwaard zal hebben aangegord
ter bestrijding van dit prae-advies.
Heb ik teveel gezegd, toen ik de argumentatie zonderling
noemde, waar door het College de vraag, of aan de op
richting van een openbare bewaarschool wel behoefte bestaat
gezien, dat op een bevolking van 30.000 inwoners nog