29 JULI 1925. 563 aan het bijzonder onderwijs, onverschillig van welke richting hij zou dan ook de heeren aan de overzijde in overweging willen geven, eveneens zoo te doen ten opzichte van anders denkenden. Wat den heer Korteweg aangaat, deze kan volgens Spr. niet ten onrechte vergeleken worden met een Bijbelsche figuur den heer Korteweg zeker niet onbekend n. 1. de man uit het Evangelie van Lucas, Hoofdstuk 6, vers 49, wiens huis niet op een steenrots gebouwd was. De heer MOLL verzoekt den heer Haaiman meer de bescheidenheid in acht te nemen. Deze heeft hem in het debat betrokken door hetgeen hij bij de behandeling van den bewusten memoriepost der gemeente-begrooting 1925 heeft gezegd, zoo voor te stellen, alsof hij het voorstel- Haaiman zou moeten steunen. Spr. heeft het prae-advies van Burgemeester en Wethouders verdedigd op grond van de geringe deelname, waarin zich een openbare bewaar school zou mogen verheugen en in de tweede plaats op de hooge kosten, welke waarschijnlijk in de toekomst nog hoo- ger zouden worden. Alleen op die gronden en dus niet door middel van een onhandige uitvlucht heeft Spr. het voorstel- Haaiman bestreden. Hij wijst dan ook die aantijging met verontwaardiging van zich af. De heer VAN WERKHOOVEN vindt de argumentatie van de tegenstanders tamelijk beperkt en eng. Uit den treure hoort men herhalen, dat slechts 92 kinderen zich voor open baar voorbereidend onderwijs hebben aangemeld. De heeren weten echter heel goed, dat dit maar een greep is. Dan heeft men nog gezegd: Wil je een neutrale bewaarschool, dan moet je die zelf maar oprichten en subsidie vragen. Spr. meent echter, dat in de wet is vastgelegd, dat openbaar onderwijs regel moet zijn. Bestaat het in een gemeente niet of niet voldoende, dan moet men, zoodra de behoefte zich daaraan maar eenigszins doet gevoelen, zoo eerlijk zijn om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 563