29 JULI 1925.
565
dan de heer Cohen en de zijnen gewoon zijn te doen.
De heer APPELBOOMDe heer Schrauwen heeft
gesproken over de gelijkstelling van het bijzonder met het
openbaar onderwijs. Diens opvatting daaromtrent is echter
niet juist; men moet daarin zien een waarborg, dat met ieders
persoonlijke opvatting rekening zal worden gehouden. Voorts
heeft men te kennen gegeven: „Richt een vereeniging op,
dan kunt gij voor subsidieering in aanmerking komen." Die
redeneering zou echter eerst opgaan als het openbaar on
derwijs geheel verdwenen was. Nu is er evenwel gelijkstel
ling en als er nu een voldoende aantal ouders is, dat open
baar voorbereidend lager onderwijs voor hun kinderen ver
langt, dan is men zedelijk verplicht aan dien wensch tegemoet
te komen.
De Voorzitter heeft gezegd, dat uit het feit, dat het Lyceum
uit eigen beweging is opgericht, blijkt, dat daaraan behoefte
bestond. In het onderhavige geval ontbreken het arbeiders
element in de gemeente de geldmiddelen om zelf een bewaar
school op te richten, daarom is hier de overheid verplicht
zulks te doen. Laten wij daarom de gelden, daarvoor be-
noodigd, evenzeer beschikbaar stellen als wij dit gedaan
hebben voor de vergoeding van boventallige leerkrachten
aan de bijzondere scholen.
Spr. had verwacht, dat de democraten aan de overzijde
het voorstel-H aalman zouden hebben gesteund. Spr., hoe
wel geen democraat zijnde, zal zulks con amore doen, omdat
de vrijzinnige arbeiders dezelfde rechten behooren te hebben
als de R. K. arbeiders.
De heer SCHRAUWEN tart ieder te bewijzen, dat hij
principieel tegenstander van de oprichting eener openbare
bewaarschool is. Bij Spr. geldt te dien opzichte alleen het
financieel bezwaar. Spr. vraagt in dit verband, of men al
eens de mogelijkheid van een herziening van de verordening,
regelende de subsidieering der bijzondere bewaarscholen, onder